“De ondernemer aan het woord”

Door Imane Belguenani

Open Vld Brussel deed het afgelopen jaar meer dan 70 bedrijfsbezoeken. Van grote multinationals tot éénmanszaken. We spraken ook met 12 werkgeversorganisaties die samen met ondernemers werken. Tijdens de bezoeken spraken we met de werkgevers op de werkvloer, om na te gaan hoe het zit met het ondernemersklimaat in onze stad. We kregen zowel on als off the record bijzonder veel reacties. Zo kunnen we niet enkel de successen, maar ook de frustraties en de uitdagingen beter begrijpen. Studies en statistieken leren ons veel over de economische ontwikkelingen in Brussel, maar het buikgevoel van de ondernemer soms nog meer.  Wat we alvast ook onthouden: ondernemers zijn optimisten. Ze zoeken altijd oplossingen. Dat was voelbaar.  

Opgelet: dit overzicht geeft weer wat we gehoord hebben. Een kleine selectie uit de vele reacties van ondernemers! Hier zijn de ondernemers eerst aan het woord.  

Uiteraard hebben we ook een programma met antwoorden dat we steeds bijwerken, aanpassen, verfijnen, evalueren …: de liberale recepten om ondernemerschap in een stedelijke economie in transitie de boosten. Geen abstracte voorstellen uit economie boekskes, maar concrete voorstellen op basis van de retour van ondernemers.

Groene transitie en de rol van innovatie

De groene transitie staat momenteel hoog op de agenda en speelt een steeds belangrijkere rol in zowel de bedrijfswereld als het bredere maatschappelijke bewustzijn. Het is van vitaal belang dat bedrijven actief worden aangemoedigd om hieraan deel te nemen, gezien de impact van bedrijfsactiviteiten op het milieu.

Wat wij merkten: Bedrijven zijn er al heel hard mee bezig. Onze eerste bezoeken vielen ook deels samen met de inval in Oekraïne en de economische onzekerheid. De energieprijzen explodeerden.

De vele initiatieven rond klimaat komen soms over als branding, goed voor het imago van het bedrijf, maar dat is op zich niet fout. Bewustwording en een draagvlak creëren is zeer belangrijk voor de komende aanpassingen die we in ons economisch weefsel moeten doorvoeren om de klimaatuitdaging aan te pakken. 

En dat begint vaak intern: mensen brengen veel tijd door op werk. Ze leren daar hoe belangrijk klimaatreflexen zijn. Qua bewustwording is de impact groot, vaak groter dan de vele initiatieven van de milieubeweging of bewustwordingscampagnes van de overheid, net omdat ze een publiek bereiken die anders moeilijk te bereiken is.  

Maar het grootste deel van de initiatieven zijn gericht op impact: het integreren van milieuvriendelijke praktijken in de bedrijfsvoering. Bedrijven zijn bezig om zich aan te passen qua energie, verpakking, gebruik van materialen, hergebruik, verspilling, … Ook omdat ze voelen dat ze er niet onderuit kunnen: het wordt meer en meer door wetgeving opgelegd. Wie zich niet aanpast zal uit de boot vallen. Ondernemers willen vaak het verplicht kader voor zijn. En vooral, ze zoeken naar economisch rendabele modellen hierin.  

Anderzijds ervaren ondernemers nog steeds onnodige administratieve en praktische belemmeringen. Voornamelijk kleine ondernemers, KMO’s, die investeringen overwegen om hun energieprestatie te verbeteren, maar na COVID, Oekraïne en de energiecrisis, hebben ze het kapitaal niet altijd meer om deze investeringen te doen. Systemen van derde investeerders zoals voor het plaatsen van zonnepanelen, isolatiewerken, warmtepomp, … zouden hier kunnen helpen. Er zijn een aantal succesvolle voorbeelden, bijvoorbeeld voor het plaatsen van zonnepanelen. Het is dan wrang vast te stellen dat de regelgeving en organisatie van overheidsdiensten niet altijd soepel meegaat (parkeerverbod voor leveringen en werken regelen, aansluiting op elektriciteitsnet voor werven, aflevering vergunning binnen termijn, …).  

Middenstandorganisaties wijzen er ook op dat heel wat KMO’s onvoldoende voorbereid zijn op de ESG/SDG’s die alsmaar dwingender worden. Voor heel veel bedrijven is het gewoon moeilijk, na de verschillende crisissen, hier nu op te focussen. Anderzijds zijn er ook bedrijven die na vele aanpassingen de flexibiliteit missen om hun business ook opnieuw aan te passen aan de veranderende stad en noden: bijvoorbeeld aan een stad waar de mobiliteit veranderd, veranderend koopgedrag, … Omgaan met verandering is zeer belangrijk voor ondernemers. Hier is een rol voor werkgeversfederaties weggelegd. Zij kunnen een partner zijn. 

Tegelijkertijd zien we ook hoe de klimaatuitdaging heel wat nieuw en creatief ondernemerschap voortbrengt. Startups die wetenschappelijke innovatie proberen om te zetten in economische modellen en rendabele bedrijven. Vaak afkomstig van onze universiteiten en hogescholen. 

Innovatie en innovatief ondernemerschap maken meestal het verschil als het op de klimaattransitie aankomt. Brussel scoort zeer hoog qua innovatieve ondernemers en het ontwikkelen van nieuwe klimaatvriendelijke technologie. De appreciatie van hoe de overheid hierop inspeelt is eerder gemengd. Mixed feelings! ‘Veel aandacht voor onderzoek, maar meer geloof in een vzw-economie dan in een winstgevende economie’ om het met een karikatuur samen te vatten.

We kregen veel positieve feedback over innoviris.brussels, over het Brussels innovatiebeleid in het algemeen. Ook over Finance&Invest, die startups mee financiert en innovatie helpt. Anderzijds was er ook een andere return die ons bezoek na bezoek bereikt: Brussel steunt innovatie en start ups, maar het eigen beleid laat het potentieel van deze groene innovatieve bedrijven onbenut en werkt liever samen met vzw’s dan met de innovatieve bedrijven die ze zelf mee via innoviris en finance&invest hebben gesteund. We hebben meer dan één bedrijf gezien die met in Brussel ontwikkelde technologie en innovatie vooral in Vlaanderen en het buitenland aan de bak gaan en daar wel goed samenwerken met lokale en regionale overheden. We hebben het te vaak gehoord opdat het toeval zou zijn. Het lijkt een patroon. Er lijkt (onder andere bij hub.brussels, maar niet alleen daar) een ondernemerschapscultuur te missen. Is er een ideologische bias om vooral met vzw’s te willen samenwerken?  Dit was een zeer opvallend gegeven bij onze bezoeken!! Het is zeker een gegeven dat uitgerekend hub.brussels zou moeten onderzoeken om te zien of het enkel een resenti is, of echt een meetbaar gegeven, maar waar ze echter zelf vaak in genoemd worden.

We love BXL

Heel wat bedrijven geven aan bewust voor Brussel te kiezen. Vaak omwille van de centrale ligging in Europa, de Europese uitstraling, het netwerk, het internationaal imago, bij heel wat startups spelen de urban vibes mee, de aanwezigheid van hoogopgeleid en meertalig personeel, het multicultureel karakter, … 

De incubatoren, bedrijvencentra trekken aan en zijn een meerwaarde, zowel de publieke, als de private. Ook de alomtegenwoordige trend naar co-workingplekken is duidelijk voelbaar en creëert een echte vibe bij ondernemers. Er leeft een echt ondernemerschap klimaat in deze plekken dat aanstekelijk werkt.  

En dan is er de paradox die we nog enkele keren gaan tegenkomen: sommige bedrijven hebben bewust voor Brussel gekozen, uit familiale traditie, uit principe, of naar aanleiding van lokale steun om economische KMO-bedrijvigheid en dus werkgelegenheid in de stad te houden, maar vinden dan lokaal het personeel niet om vaak laaggeschoolde taken uit te voeren en moeten het personeel uit Vlaanderen naar Brussel laten komen. De slechte activatie en mismatch op arbeidsmarkt komt pijnlijk vaak terug en tast het imago van Brussel aan. 

We hebben ook kritiek gehoord gelinkt aan de institutionele lasagne binnen Brussel. Daarmee gepaard: administratieve rompslomp. Bedrijven geraken verdwaald in een doolhof van administratieve procedures. Het tast de flexibiliteit van bedrijven aan en vermindert hun vermogen om snel en efficiënt te handelen. 

Verder kregen we ook te horen: 

– Kritiek op de belastingdruk, specifiek dubbele belastingen waar het gewest, en de gemeenten hetzelfde belasten (parkeerplaatsen). Vooral de onvoorspelbaarheid van de belastingdruk kwam terug. Het schrikt af en heeft een negatieve invloed op de concurrentiekracht. 

– Er is ook kritiek op gebrek aan netheid en veiligheid. “We hebben geen subsidies van overheden nodig, maar veiligheid”. Dit is een reactie van ondernemers, die het meest het belang van de stad en stedelijkheid als troef benadrukken, en de diversiteit in de stad omarmen.

– Veel kritiek op de lange termijnen voor en het verzet tegen vergunningen, … Ook hier is de juridische onzekerheid een groot probleem.

– Discrepantie in regelgeving en tarieven tussen verschillende gemeenten. Dit creëert rechtsonzekerheid. Dit maakt het voor hen uitermate moeilijk om strategische beslissingen te nemen en lange termijnplannen te maken.

– Er zijn ook klachten over de publieke dienstverlening, de ene keer omdat het versnipperd is en bedrijven niet altijd weten waarvoor ze waar terecht moeten, maar ook in het voorbeeld van osiris.brussels, de reservering van parkeerplaatsen op gewestelijk vlak, omdat het niet werkt, zelfs slechter werkt dat de gemeentelijke aanspreekpunten, … 

Dit alles kan leiden tot een uitstroom van bedrijven en investeringen uit Brussel, wat op de lange termijn schadelijk kan zijn voor de economische vitaliteit van de stad. Nog erger is het als het startende ondernemers beperkt: start ups zijn de toegevoegde waarde van Brussel aan de nationale economie. Ze zijn disproportioneel vertegenwoordigd in onze stad en zwermen bij succes uit over de rest van het land. Soepelheid is essentieel voor start ups.

De Brussels paradox: Brussel trekt aan, maar schrikt ook af. Mixed imago dus. Een hoofdstad met veel potentieel, maar ook complex. De overheid kan dit vereenvoudigen en zo het ondernemersklimaat verbeteren.

 

Marktwerking zoek op de arbeidsmarkt

De paradox op de arbeidsmarkt was wellicht het meest voorkomende thema tijdens al onze bezoeken. Ondernemerschap creëert veel werkgelegenheid, waardoor er een enorme vraag is naar werknemers in bijna alle sectoren. Er is overduidelijk een mismatch op de arbeidsmarkt: aan de ene kant een heel grote groep werkzoekenden en aan de andere kant vacatures die niet ingevuld geraken. Dit zorgt aan de kant van de werkgevers voor zeer veel onbegrip, frustratie, …. We wikken onze woorden … over Actiris en het activeringsbeleid.  

Voorbeelden van bedrijven die geïnvesteerd hebben in uitbreiding in Brussel, daar steun voor ontvingen om laaggeschoolde jobs in Brussel te houden en vervolgens personeel van ver buiten Brussel moeten laten pendelen omdat ze geen personeel vinden in Brussel. Van Actiris krijgen ze te horen dat er geen kandidaten zijn die aan het profiel beantwoorden. Dit was een vaak voorkomend verhaal.

Tot drie keer toe hadden we ook een voorbeeld van bedrijven die concurrentie ondervinden van sociale economieprojecten in hun sector, sociale economieprojecten die werkzoekenden opleiden via gesubsidieerde jobs (Art. 60, PSP, …). Maar jobs waarvan paradoxaal genoeg Actiris aangeeft aan concurrerende private bedrijven dat ze er geen kandidaten voor hebben die kunnen komen solliciteren. Dit is de arbeidsmarkt paradox in het kwadraat. Zelfs de opgeleide personen vinden hun weg niet naar de jobs waar ze voor opgeleid worden.

Samengevat: er is aan werkgeverszijde onbegrip voor gebrek aan personeel, terwijl er heel veel werkzoekenden zijn.  

Er is ook een vraag aan soepelere regels om mensen in een regularisatieprocedure aan te werven. Veel bedrijven hebben goede ervaringen met vluchtelingen. Sommige bedrijven zoeken ze zelfs actief op. Hebben er projecten voor.  

Werkgeversorganisaties geven aan dat Actiris vooral de werkzoekenden als hun klanten zien, en niet de werkgevers. Nochtans moet de arbeidsbemiddeling er zijn voor de vraag van werknemers én werkgevers. Dat Actiris (met de woorden van Gregoire Chapelle) de verantwoordelijkheid bij de werkgevers legt om de jobs aantrekkelijk te maken stuit niet altijd op evenveel begrip. De krapte heeft te maken met een structurele mismatch. Er gaat economische groei verloren in tal van sectoren; toerisme, horeca, kuisbedrijven, dienstencheques sector, IT, groendiensten, … uit gebrek aan personeel.    

Het onbegrip is groot. Maar de vraag is ook of veel werkgevers en werkgeversorganisaties de afstand van heel wat langdurige werkzoekenden ten aanzien van de arbeidsmarkt juist inschatten. Er is een historisch probleem van vele jaren tekort aan jobs die zich wreekt. De mismatch gaat dieper dan alleen onwil om te werken. Ook contacten met ISP-diensten van OCMW’s en Socio-Professionele Inschakkelingsprojecten leggen dit probleem bloot.  

Bij onze bezoeken hebben we wel gemerkt, zowel bij laaggeschoolde als geschoolde jobs, dat er een war on talent is en dat een aangenaam werkkader, goede arbeidsvoorwaarden, extra scholing en opleiding, een belangrijk onderdeel zijn om werknemers aan te trekken. Het tekort doet hier ook wel wat bewegen. In tijden van telewerk worden ook heel wat werkplaatsen totaal opnieuw herdacht. Heel wat kantoren zien eruit als gezellige lobby’s, aangename werkomgevingen. Ook op dit vlak is er een cultuuromslag. Tal van jobs worden verhipt. Jobs in groendiensten of de bouw worden herdacht, met inbreng van nieuwe technologie.

Ondernemers hebben het zeer vaak over onderwijs

Aansluitend op arbeidsmarkt is er het luik opleiding en onderwijs. Zoals reeds vermeld, is er een tekort aan arbeidskrachten, vooral binnen de knelpuntberoepen. Men vindt niet genoeg personeel met de juiste opleiding, of met de juiste motivatie. Uit onze bezoeken blijkt wel dat ondernemers niet bij de pakken blijven zitten: ze zorgen vaak intern voor hun eigen opleidingen. Dit vergt uiteraard tijd en geld, iets dat niet elk bedrijf zich kan permitteren … 

Hun boodschap is duidelijk: blijven investeren in opleidingen, bijscholing, technisch onderwijs en levenslang leren. Maar ook: pas deze aan, aan de veranderende noden binnen de maatschappij, aan de evoluties op de arbeidsmarkt. Scholen, het hoger onderwijs moeten samenwerken met bedrijven om het onderwijs beter af te stemmen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de doorstroming van regulier onderwijs naar centra voor volwassenenonderwijs te verbeteren. 

Het ultieme voorbeeld is duaal leren, waarbij leerlingen vanaf hun 15 jaar vier dagen per week in een bedrijf leren (werkplekleren), aangevuld met een dag aangepaste les op de campus. Dit bestaat ondertussen ook voor hoger onderwijs. We waren verbaasd hoe vaak dit aan bod kwam, bij zeer grote bedrijven tot zeer kleine bedrijven. Er zijn bedrijven die zelfs zelf hun interne academie uitbouwen. Dit biedt jongeren die al dan niet leerplichtig zijn de kans om via praktijkervaring een beroep te leren. Vaak gaat het om knelpuntberoepen. Bovendien blijkt dat veel van deze jongeren na hun opleiding bij dezelfde bedrijven aan de slag blijven. Kortom, een win-win situatie. Het is ook een zeer belangrijk antwoord op de schoolmoeheid: “schoolmoe is niet hetzelfde als leermoe”. Het aanbod aan duaal leren moet meer vanuit werkgevers, werkgeversfederaties aangestuurd worden, best per sector. Er wordt vaak naar Duitsland, Oostenrijk, enz. verwezen om het potentieel te benadrukken. Of naar voorbeelden uit Nederland waar er een sectoriele aanpak is.

Er is ook vraag naar opleiding voor erkende vluchtelingen, of vluchtelingen in een procedure zelfs, omdat veel bedrijven goede ervaringen hebben met deze doelgroep op de werkvloer en hun motivatie om zich bij te scholen. 

Ondernemers hechten enorm veel belang aan scholing en opleiding. Maar op alle niveaus moet er meer afstemming zijn op de vraag en noden van de arbeidsmarkt. Duaal leren moet samen met werkgevers herbekeken worden. Het sociaal, maatschappelijk en economisch potentieel is onderbenut.

Betrekken, luisteren, overleg 

Nog een punt dat aan bod kwam; het gebrek aan communicatie en overleg met overheid over bepaalde beslissingen met impact op bedrijven. Waar de dialoog goed verloopt wordt het uiteraard minder benadrukt, net omdat het goed gelopen is, maar er waren ook veel onnodige misverstanden en/of moedwillige weigering tot dialoog met private bedrijven. Een ideologisch a priori om niet met bedrijven/privé in dialoog te gaan? Het gaat over bedrijven die investeren in producten die in de economische transitie worden gepromoot vanuit beleid, afval dat in de blauwe zak kan om gerecycleerd te worden of derde investeerder model in zonnepanelen, maar waar het beleid dan zonder overleg wordt aangepast of randvoorwaarden gewijzigd. Het gaat ook over technologische innovatie waarbij er steun is in de ontwikkeling, maar geen gebruik van wordt gemaakt in overheidsbeleid. Het gaat om potentiële PPS, (DBFM en ander samenwerkingsmodellen) voor grote projecten, … Wat wordt aangeklaagd is vooral het ontbreken aan overleg, aan contact, al dan niet moedwillig, al dan niet ideologisch bepaald. Dat laten de ondernemers in het midden.

 “Maak gebruik van onze expertise”, is een vaak gehoorde opmerking. Ondernemers zijn bereid advies te geven waar nodig. Ze willen gedeelde doelen bereiken en complexe problemen aanpakken. Het gaat hen ook om innovatie, groei en welvaart te bevorderen. 

Brussel heeft een arsenaal aan overlegorganen, instellingen die ondernemerschap bevorderen, maar toch lijkt het te ontbreken aan een reflex, en aan de geijkte kanalen om met sectoren, maar ook gericht, met bepaalde bedrijven, over potentiële innovatieve projecten te spreken. Of het nu moedwillig of niet is, de communicatie met privésector loopt stroef. Daardoor benutten we niet de expertise van onze ondernemers.

Mobiliteit: bedrijven zijn vaak mee

We spraken rond mobiliteit met ondernemers in verschillende hoedanigheden. Uiteraard startups die meesurfen op de urban vibes zijn sneller mee met de veranderende mobiliteitsshift dan traditionele bedrijven die heel wat logistieke hinder ondervinden. Er zijn veel bedrijven die net voor Brussel kiezen omwille van de aanwezigheid van de stedelijke levenskwaliteit en de mensen willen aantrekken die dat belangrijk vinden. We hebben ook heel veel bedrijven bezocht, grote en kleine spelers, die net ondernemers zijn in nieuwe stedelijke mobiliteit: elektrische wagens, deelwagens, steps, de booming business (ontwikkelen, bouwen en verkopen). Spelers in de micromobiliteit, die complementair is met het openbaar en privé vervoer. Zij zorgen mee dat Brussel beweegt en dat dit betaalbaar blijft. Desondanks krijgen ze veel kritiek te verduren. “De deelsteps worden klakkeloos op straat achtergelaten, ze gaan veel te snel, ze zijn met te veel, …” Ze vragen daarom dat de overheid het speelveld reguleert, qua gebruik van publieke ruimte en veiligheid.

Niet enkel in micromobiliteit: ook qua logistiek, bevoorrading, overslag van goederen, aanleveren van materialen, is er vanuit ondernemers creativiteit om nieuwe aangepaste modellen te ontwikkelen. We hebben dergelijke bedrijven en projecten ontmoet. 

Ook grote bedrijven beseffen vaak nog eerder dan de publieke opinie dat mobiliteitsschift onvermijdelijk is en hebben veranderingen geanticipeerd in hun bereikbaarheid, personeelsbeleid, bedrijfsvervoerplannen …  Het aanpakken van mobiliteitsproblemen en het optimaliseren van ruimtelijke ordening zijn cruciale aspecten voor de goede werking van bedrijven. 

Het performant openbaar vervoer in de stad, de metro in het bijzonder, is ook een duidelijke economische troef. Vooral voor laaggeschoolde banen is openbaar vervoer en metro zelfs doorslaggevend om job aantrekkelijk en betaalbaar te maken: schoonmaaksector, dienstenchequessector, tal van logistieke sectoren. Maar ook bedrijven die met hooggeschoold personeel werken merken dat nabijheid, snel openbaar vervoer binnen de stad en van en naar de rand (Brussels Metropolitan Region) belangrijk is om talent aan te trekken. 

De efficiëntie van mobiliteit heeft uiteraard ook directe invloed op de operationele aspecten van bedrijven. Files en congestie in het transportnetwerk kunnen leiden tot vertragingen in de levering van goederen, wat de productiviteit en dienstverlening negatief kan beïnvloeden. Bovendien kunnen verkeersproblemen ook het woon-werkverkeer van werknemers bemoeilijken, wat de tevredenheid en het welzijn van het personeel kan aantasten. Of zelfs potentieel personeel kan afschrikken. Overleg in de veranderende stedelijke mobiliteit is essentieel.

Daarnaast speelt duurzaamheid een steeds belangrijkere rol in bedrijfsvoering. Het wordt meer en meer opgelegd. Door mobiliteit en ruimtelijke ordening af te stemmen op duurzame praktijken, kunnen bedrijven hun doelstellingen halen, de ecologische voetafdruk verminderen en bijdragen aan milieuvriendelijke oplossingen. 

Maar ook hier blijkt dat ondernemers last hebben van gebrek aan overleg, van de effecten van radicale aankondigingspolitiek qua mobiliteit, aan een zeer politieke en ideologische benadering die veel met segmenten van het kiezerspubliek rekening houden, maar weinig met de economische impact op korte termijn, … Nochtans zijn hier werkegeversorganisaties wel goed geplaatst om dit af te stemmen.

In tegendeel tot de perceptie lopen bedrijven niet achter qua mobiliteit. Ze anticiperen. Veel oplossingen komen van ondernemingen. Ze zijn doorslaggevend voor de toekomstige slimme mobiliteit in de stad. Ook hier maakt ondernemerschap en innovatie het verschil en is er nood aan meer overleg.

Enkele voorzichtige conclusies

We hebben geluisterd. Er is zeker geen eensluidend beeld. Niet alle belangen en visies vallen samen, toch dit …

“Toen de lockdown begon dachten we dat alles ging stilvallen, maar heel snel zijn we als ondernemer gaan zoeken hoe ze konden doorwerken”. De weerbaarheid, creativiteit van ondernemers is immens. Bij grote en kleine bedrijven. 

Ook het optimisme! We hebben veel minder geklaag gehoord dan verwacht. Integendeel, wat positief was werd ook duidelijk gezegd, maar de problemen werden ook vaak expliciet verwoord, on en off the record. 

Een voorlopige tussenstand:

– steun innovatie vanuit de academische wereld en vanuit ondernemingen en steun vooral het omzetten van innovatie in economische modellen, in ondernemingen.

–  heb overleg met de ondernemers (rond grote, maar ook zeer concrete en specifieke beslissingen met impact op economie). Zoek privaat-publieke samenwerking, gebruik expertise, … en stop ideologische vooringenomenheid over privésector en privélogica. 

– vereenvoudig de institutionele lasagne in deze stad (hier was de kritiek wel éénrichting. Dat moet de politiek, de overheid, zelf doen).

– fix de mismatch op de arbeidsmarkt (samen met bedrijven)

– denk samen met bedrijven na over onderwijs en opleiding. In het bijzonder het potentieel van duaal leren.

– ondernemingen zijn partners op meer dan een vlak in de stedelijke mobiliteit en dus ook in de leefbaarheid van de stad. Maar overheid moet instaan voor haar kerntaken: netheid en veiligheid!