Huisartsen met een Brusselreflex.
Enkele jaren geleden heerste er een groot tekort aan huisartsen in Brussel en meer specifiek Nederlandstalige huisartsen. Het tekort nam nog toe. Artsen die op pensioen gingen werden niet vervangen. Een studie uit 2018 van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn wees erop dat een aantal wijken kampten met een tekort, los van de taal van de arts. Open Vld Brussel ging met minister Sven Gatz op bezoek bij de Brusselse Huisartsenkring om te luisteren.
Hicham Vanborm, coördinator van BHAK, bracht ons alvast positief nieuws: “Er heerst een stedelijke reflex bij jongeren. De aantrekkingskracht van de stad en dus ook Brussel neemt toe bij de huisartsen in opleiding. Jonge dokters kiezen bewust voor het stadsleven.” Het werkveld is ‘verbrusselt’, ook qua samenwerking. “We merken dat de flamingante reflex is verminderd, maar niet verdwenen. Een huisarts die Nederlands spreekt blijft belangrijk” – Els Van Hooste, voorzitster van BHAK. De Huisartsenkring heeft wel het gevoel dat ze meer betrokken worden bij het Brussels beleid.
Wat het aantal betreft, is er een verbetering langs de Nederlandstalige kant. Zo telt BHAK momenteel 150 leden, waarvan 25 huisartsen in opleiding en het aantal blijft jaarlijks stijgen. Vooral het aantal huisartsen in opleiding neemt toe. De kring verklaart de stijging onder meer door het grotere aantal praktijkopleiders binnen de BHAK. Dat zijn dokters die huisartsen in opleiding begeleiden. Veel praktijkopleiders, dat betekent ook veel nieuwe jonge artsen, die vaak na hun opleiding in het gewest blijven werken.
Ook het aantal huisartsenpraktijken stijgt. Met momenteel zo’n 50 Nederlandstalige praktijken in Brussel, waarvan er een aantal ook wel tweetalig zijn. Weliswaar stijgt het aantal niet gelijk over het hele Brusselse grondgebied. Sven Gatz vergelijkt het met het lerarentekort: “Ook artsen starten liever in praktijken die al goed functioneren en veel succes kennen, waar het kortweg goed draait. Bijgevolg is de verdeling van het aantal artsen en nieuwe praktijken ongelijk.” In gemeenten als Watermaal-Bosvoorde, Ukkel of Vorst zijn er vrijwel geen Nederlandstalige artsen of vaste huisartsenpraktijken. Ukkel kent los van de taal het laagste aantal huisartsen. Dit komt ook doordat men daar al sneller naar een specialist gaat. Dit botst uiteraard met het idee dat we vooral de eerstelijnszorg moeten versterken, zowel vanuit de betaalbaarheid van de gezondheidszorg als van een goede preventieve gezondheidzorg. COVID heeft de gebrekkige eerstelijnszorg, en het ontbreken van een vaste huisarts in Brussel pijnlijk duidelijk gemaakt.
Er is voor de ongelijke verdeling van Nederlandstalige artsen niet meteen een oplossing in zicht. Els Van Hooste hint wel als deel van de oplossing naar steun van gemeenten bij het zoeken van panden waar weinig Nederlandstalige huisartsen zijn. Ook zou de versoepeling van de vereisten om in aanmerking te komen voor subsidies ook al een groot deel helpen. Artsen die een solo-praktijk willen starten bijvoorbeeld, komen meestal niet in aanmerking.
De Brusselse wachtdienst
Naast de ondersteuning van Nederlandstalige huisartsen, houdt BHAK zich ook bezig met het organiseren van de wachtdienst. Een historisch zeer belangrijke opdracht. Vroeger was er ook de Vlaamse Wachtdienst. Nu werken ze samen met La Fédération des Associations de Médecins Généralistes de Bruxelles. De FAMGB -of FBHAV in het Nederlands- is de voormalige Franstalige huisartsenkring en telt 1500 artsen. De dienst is nu formeel althans tweetalig. BHAK en FAMGB hebben samen een vzw opgericht. Deze vzw, genaamd GBBW, heeft als missie de huisartsenwachtdienst in het Brussels Gewest te organiseren, coördineren en promoten. Dit project groeit in aanzien en bekendheid, maar volgens BHAK kan het altijd beter. De verhuis van de tweetalige wachtpost aan Pacheco naar UZ Brussel zou daar alvast bij helpen. Het idee is alleszins nobel: de druk op de spoed verminderen. Het geeft de spoeddiensten de kans bepaalde gevallen door te verwijzen naar de huisartsen. “Hoewel dit nog een ‘work in progress’ is, zal dit voor de zorgsector zeker zijn vruchten afwerpen.” aldus Ethel Savelkoul.